
Koehler-Escoffier ” model K35S “, 350cc, “Super Standard”, met motorblok Chaise, culbutée met dubbele uitlaat en gebouwd tussen 1929 en 1931.

In 2001 kocht mijn man een “hele mooie motor in kratten”. Hij had hem gekocht in een enthousiaste bui, terwijl hij eigenlijk niet wist hoe hij eruit zou moeten zien. De handelaar had gezworen dat de motor compleet was en had er zelfs reserve-onderdelen bij gedaan. Uiteindelijk was de motor op de kettingbescherming na, ook compleet.

Maar de restauratie heeft veel tijd in beslag genomen, want het was een hele klus om de puzzel compleet te krijgen. De eerste doorbraak kwam in 2002 tijdens het pinksterenevenement in Ibbenbüren. Tot onze grote vreugde troffen wij daar een Koehler Escoffier aan. Deze motor was precies eender als de onze op de uitlaten na. Gelukkig wisten we in ieder geval vanaf die tijd dat het een model K35 was. Wat wij nog niet wisten was dat het een K35S is. De “s” geeft aan dat het om een “super standard” model gaat, of te wel een sportmodel. Dit dachten wij ook te herkennen in de naar boven teruggebogen uitlaatpijpen, maar daar later meer over.
Uitelkaar halen was dus niet meer nodig. Op een zonnige zomerdag in 2003 hadden we besloten om toch maar te beginnen met het zandstralen van het frame, spatborden, pakjesdrager, standers, motorblokhelften en andere kleine onderdelen. Dit nam zeker enige zaterdagen in beslag, want zandstralen in de open lucht vergt veel zand, tijd en moeite. Ook moesten de gestraalde onderdelen direct in de grondverf gespoten worden om roesten tegen te gaan. In de tussentijd werd er met de schoonmaak van de tandwielen en stangen van het motorblok begonnen. Het in elkaar zetten van het motorblok ging sneller als verwacht. Soms kostte het enige moeite om het juiste tandwiel te vinden, of de beste eruit te zoeken, want er waren twee motorblokken bij de koop ingesloten.

De cilinders die we erbij hadden gekocht lieten veel te wensen over. Ook was er een nieuwe zuiger bijgeleverd. Die zuiger bleek eigenlijk een zuiger voor een generator te zijn en moest aangepast worden. Het laten aanpassen en reviseren van de kleppen, klepstangen, zuiger en cilinder hebben we aan de kundige handen van de plaatselijke motorenrevisie overgelaten.


Na het zandstralen en in de grondverf spuiten, werden de spatborden en het frame op kleur gespoten en veilig opgeborgen onder het bed. Het leveren van de velgen en spaken heeft ook zeer lang op zich laten
wachten, zodat het uiteindelijk al weer voorjaar 2004 was voordat de Koehler Escoffier op zijn banden stond. Eenmaal op de banden leek het voorspoedig te gaan, maar schijn bedriegt. De schetsplaten van het motorblok schenen niet te passen. Gelukkig hadden we allerlei detailfoto’s van de Koehler in Ibbenbüren gemaakt, zodat we op ons gemak konden bekijken wat het probleem was. Er zaten inderdaad verkeerde schetsplaten bij. Eerst heb ik modelletjes van karton gemaakt, waarna mijn vader ijzeren modellen heeft gemaakt. Deze methode hebben we ook toegepast om de voorrembevestiging goed te krijgen.


Toen het motorblok eindelijk in het frame was bevestigd, kon verder worden gegaan met de opbouw van de cilinder e.d. Na de bevestiging van de schakelstangen wilden we natuurlijk ook weten of er beweging in zat. Dit leek in dit stadium van de opbouw het geval. De tankhelften waren nog niet behandeld en kregen in de zomer van 2004 ook langzamerhand kleur en opschrift.

De uitlaatpijpen werden nagemaakt aan de hand van de verroeste exemplaren die we toentertijd bij hadden gekocht. De pijpen zijn op de ouderwetse manier gemaakt door ijzeren pijpen met zand te vullen, heet stoken en dan buigen om een houten model. Dat dit enige tijd heeft geduurd mag voor zich spreken. Ook na die tijd heeft het enige tijd geduurd voordat ze definitief gemonteerd konden worden, want eerst moesten ze worden gepolijst en verchroomd. De uiteinden heb ik op een markt gekocht.

Tijdens de montage van de tankhelften en de strip die over de helften valt, bleek dat we toch ergens een fout hadden gemaakt bij de montage van het stuur of voorvork, want de strip paste van geen kanten. Dus…opnieuw foto’s bekijken. En ja hoor, de stuurdemping zat niet zoals het hoorde. Een heel gedoe om die tankhelften er weer af te monteren, maar wat moet, MOET. Zo hebben we meerdere probleempjes gehad en goed kunnen oplossen, totdat we de kickstarter, voetsteunen en voetkoppelingspedaal wilden monteren. De uitlaatpijp bleek in de weg te zitten. Moesten we nou alles aanpassen of zat er een verkeerde uitlaat onder?


Intussentijd had ik via e-mail contact gekregen met een Belg, Mich, die ons er ook op had gewezen dat wij een K35s hadden. Mich heeft veel contacten in Frankrijk en beheerst uitstekend de Franse taal wat je van mij niet kunt zeggen. Via hem zijn we heel wat te weten gekomen over Franse motoren. Dankzij zijn contacten weten we dat we waarschijnlijk verkeerde uitlaten hebben. Zijn contact met de Fransman Michel Gagnaire leverde het volgende op:
“Voor wat betreft het motorblok, raad ik u de site van de club Dollar aan, van welke de motors uitgerust waren met Chaise motoren. http://amicaledollar.free.fr
Bij Monet Goyon en Koehler Escoffier werden zeer zelden motoren van Chaise gebruikt.
Daarentegen de uitlaatbuizen : Ik ken geen enkel model met verhoogde uitlaatbuizen !!!!
Het is daarom dat al deze problemen zich voordoen en waarschijnlijk zijn deze buizen niet de originele.
Deze motor was nooit een koersmachine maar uitsluitend voor gebruik op de baan.”
Nou, daar sta je dan. Denk je de restauratie af te kunnen ronden, moeten er nieuwe uitlaatpijpen gemaakt worden. En dat was niet ons enig probleem, want koppelen wilde hij ook niet. Dit was een veel ingrijpender probleem, omdat we nu het motorblok weer uitelkaar moesten hebben.
Al deze zaken hebben er toe geleid dat de Koehler Escoffier een langlopend project was waarvan het einde nog niet in zicht was. De Koehler Escoffier is inmiddels verkocht en ik hoop dat hij nu eindelijk eens op de weg rijdt.
Restauratiefoto’s van de Koehler Escoffier.Enige gegevens over Koehler Escoffier:
Koehler-Escoffier….K35 ….350cc … Motor Chaise..Boring x slag : 75×79 ..kopklepper met ingesloten tuimelaars.
Deze motor met een versnellingsbak met 3 versnellingen, geconstrueerd bij L’Omnium Métallurgiques et Industriel, rue Auguste-Lançon te Parijs (13° arrondissement) had 11 Pk aan 4000 toeren, heeft een gerichte spat-smering naar de carter die dienst doet als oliereservoir.
Indertijd aanbevolen merk olie : Kervoline geproduceerd door Etablissements Quervel Frères, gesticht in 1845 te Aubervilliers, rue du Pont.
Deze olie werd geproduceerd en geraffineerd in Pennsylvenia (USA).
De firma Quervel leverde aan bijna alle Franse motormerken en verspreidde gebruiksaanwijzingen voor de smering van deze motormerken, waardoor deze veel gegevens bevatten voor opzoekingen over de historie van de Franse motoren.
Korte geschiedenis van de Koehler Escoffier
M. Koehler-J. Escoffier, Guignet, Villeurbanne, later Gaydon-Persas-Guignet, Villeurbanne en Koehler-Escoffier, Macon (1912-1957).
Koehler en Escoffier richtten dit merk in 1912 op, maar in 1914 werd de productie al beëindigd door het overlijden van Jules Escoffier en de militaire dienst van Marcel Koehler. In die korte periode maakten ze een 500 cc V-twin, de Mandoline. De techniek leek veel op die van de Magnat-Debon ééncilinders, omdat Jules Escoffier daar als technicus gewerkt had.
In de jaren twintig werd de merknaam door anderen overgenomen en kwam er een herstart. Het merk werd bekend door de serieproductie van 996 cc OHC V-twins met koningsas, de enige naast de Amerikaanse Cyclone. Daarnaast waren er 245- en 490 cc kopklep-ééncilinders.
In 1929 werd het bedrijf overgenomen door Monet-Goyon en vanaf dat moment werden er voornamelijk 98- tot 249 cc Villiers-tweetaktmotoren ingebouwd. Toen Monet-Goyon in 1957 de poorten sloot ging uiteraard ook het merk Koehler-Escoffier ter ziele.